Een lange nazomer leent zich prima voor de laatste rechte lijn in de reeks ‘Dream’: het uitwerken van het refrein. Drie dromerige beelden zijn het, die ik vrij realistisch wil uitwerken in een ‘zacht’ materiaal. Ik beslis om voor pastelpotlood te gaan, een materiaal dat ik al heel lang serieus wil eigen maken.
Wat ik ook weet: ik wil groot gaan. 70 op 50 cm wordt het formaat voor ‘Keep holding on’, het centrale deel van het drieluik dat ik voor het refrein voor ogen heb. Voor ‘Dream’ en ‘Real’, de andere twee stukken, kies ik voor exact de helft van dat formaat, 25 op 50 cm.
Een apotheose moet het worden, van de visuele weergave van deze song over je diepste droom, je authentieke verlangen.
Een apotheose vraagt om kwaliteitsmateriaal en dus: op naar Artemisia. Zo blij als een kind stap ik er een uur later buiten met 2 vellen Pastelmat papier, een stel bijkomende pastelpotloden – mijn eigen doos blijkt te beperkt qua kleuren – en een speciale fixeerspray om alles vast te leggen. ’s Avonds installeer ik me in mijn atelier voor een laat ‘creatuurke’: het roze-oranje papier op het grootste bureaublad, een aftandse handdoek om onder mijn hand te leggen bij het kleuren, de twee soorten pastelpotloden uitgestald.
Met houtskool zet ik een rudimentaire aanzet op het papier, van het landschap dat voor mij ‘Keep holding on’ belichaamt. Mijn inspiratiebeeld is een foto die zoon Jurian ooit maakte in Schotland, op hiking met zijn vader: een keienstrand aan een rustig meer, de groene, glooiende heuvels daarachter net beschenen door de zon, die probeert te ontkomen aan een dreigende onweerslucht. Maar het is de jonge boom die het ‘m doet.
Een jonge boom, op de rand van het water, wortels moeizaam verankerd in de rotsige grond, takken kronkelend met tere blaadjes. Een toonbeeld van ‘holding on’.
Ik besluit bovenaan te starten, met de luchtpartij, en systematisch naar beneden te werken. Kwestie van zo min mogelijk met mijn hand over het korrelige pastel te moeten bewegen. Al meteen geniet ik van het krassende, schurende geluid dat de pastelpotloden maken op het speciale pastelpapier. Het zacht ‘blenden’ van de kleuren doe ik met mijn vinger, een stukje keukenrol of een wattenstaafje, naargelang het oppervlak. Zo vorder ik stukje bij beetje. Kleuren, blenden, tekenen, kleuren, blenden.
Een kleine twee uren later leg ik de potloden neer. De lucht, de bergen, de boom tekenen zich intussen af op de roze-oranje ondergrond. En ik besef: dit gaat tráág! Wat heb ik dit onderschat, zo’n groot werk helemaal in pastelpotlood. Om de haverklap breekt er ook een punt en moet ik het potlood zo goed en zo kwaad als mogelijk slijpen. De realisatie dat er nog uren zullen nodig zijn om te komen tot een punt waarop ik het werk kan los laten, doet me de moed in de schoenen zinken. Waar ben ik aan begonnen!
M’n interne criticus lacht me gewoon uit: wat had je dan gedacht? Enkele uren kleuren en blenden: et voilà?
Zo start een periode van wéken tekenen en kleuren met pastelpotloden. Laag na laag, kleur over kleur, groeit eerst ‘Keep holding on’. Grappig eigenlijk, dat ik net dié techniek kies die exact uit draagt waar het werk over gaat. Ik pluk ook de vruchten van mijn keuze voor het roze-oranje papier, dat me vrij snel de juiste tinten in het water, de keien en de lucht doet bekomen. Na vier urenlange sessies, met best wel wat frustratie en twijfel, valt het werk voor mij in z’n plooi. Het is voldoende realistisch zonder exact te zijn als de foto. Het straalt uit wat ik wil weer geven.
Daarna volgt ‘Dream’, een beeld dat ik eerder al losjes met pastelpotloden schetste op een teststrook lichtblauw Pastelmat. Opnieuw een beeld met water, zon en heuvels maar deze keer mistig, geheimzinnig. Opnieuw schets ik met houtskool de aanzet, nu van een meer vol waterlelies, gesloten nog en leliebladeren. Opnieuw start ik daarna bovenaan, zoekend met de pastelpotloden om de ochtendlucht vol kleur en wolkenslierten te vatten op papier, om de donkere bergen structuur te geven en daartussen: de wit-gele zon.
Nu het formaat maar half zo groot is, verwacht ik dat het werk sneller zal vorderen. Toch blijken er véél lagen nodig om de lucht, de lelies, het water, de nevel de nodige diepte te geven. Ook al helpt de lichtblauwe ondergrond als basis. Ook al hoeft het niet hyperrealistisch te zijn. Aanvankelijk voel ik de onrust daarover weer oprukken. Gelukkig maakt die deze keer snel plaats voor aanvaarding.
‘Geen haast nodig, gewoon in het proces blijven’, besef ik. Geduld, geduld en zo: genieten.
Begin oktober zet ik het 3e werk in de reeks op. Het uiteindelijke inspiratiebeeld maakte ik zélf, toen de eerste prachtige gele lelie pronkte in onze vijver. Net het feit dat je mijn reflectie ziet onderaan in beeld, de armen die reiken naar de lelie, is wat voor mij het beeld ‘Real’ maakt. Intussen ken ik het proces, intussen voelt het niet meer als ‘veel werk’ maar ‘veel genieten’. Gelukkig maar, want dit beeld blijkt achteraf gezien ook het meeste focus te vragen. De vele schakeringen in de éne lelie, de verschillende kleurnuances in de leliebladeren, ook onder water, de witte weerspiegelende lucht én mijn reflectie: ze vragen om veel lagen en ‘blenden’.
Uiteindelijk ben ik opnieuw ettelijke urenlange sessies verder als ook dit werk z’n laatste kleuraccenten krijgt. Of de werken inderdaad de apotheose zijn die ik voor ogen had, mag de kijker beoordelen. Voor mij voelt dit drieluik in elk geval als een waarachtige apotheose van de ‘Dream’ reeks. Wat een reis was dit! Hoe blij ik ook ben ik met het resultaat, ik ben vooral dankbaar. Dat ik in staat was de connectie te vinden met de essentie van het refrein, dat ik de traagheid van het proces kon omarmen, de intense focus die nodig was, keer op keer oproepen. Achteraf gezien eigenlijk therapeutisch, het creëren van dit drieluik.